Het is dit jaar precies 35 jaar geleden dat in Kiel - Noord Duitsland - het Chromacom systeem werd ontwikkeld door Dr. -Ing. Rudolf Hell GmbH. Dat systeem vormde de basis van hetgeen we tegenwoordig met Photoshop, Illustrator en InDesign heel gewoon vinden.
• Hell werd door Linotype overgenomen, en daarna werd de combinatie Linotype-Hell door Heidelberg overgenomen
• Van de oorspronkelijke prepress producten zijn alleen de workflow producten onder de verzamelnaam 'Prinect' blijven bestaan
• In Nederland waren Folitho uit Haarlem, Neflli uit Haarlem, TGI uit Glanerbrug en Neroc uit Amsterdam de eerste klanten, Hell werd vertegenwoordigd door Siemens uit Den Haag
1979 was slechts 6 jaar verwijderd van het jaar 1985 waarin desktop publishing doorbrak, toen Apple, Adobe en Aldus de combinatie hadden gevonden voor geïntegreerde tekst- beeldopmaak op basis van desktop apparatuur. Het zou nog zeker tot de beginjaren '90 duren voordat de desktop twijfelachtig haar intrede zou doen in de grafische wereld.
Ieder voor zich
In de begin jaren tachtig werd het speelveld van digitale beeldverwerking en pagina opmaak gedomineerd door 4 spelers, Hell (Duitsland), Sctitex (Israël), Crosfield (Engeland) en Dainippon Screen (Japan). In die tijd was er helemaal geen sprake van standaarden, elke ontwikkelaar had zo zijn eigen oplossingen voor beelddataformats, 'opmaaktalen' en rekenmethodieken om tot het eindresultaat te komen. Een uit Israël afkomstige ontwikkelaar Shira deed pogingen de verschillen tussen de systemen te 'beslechten' met een conversie systeem, waarmee data van het ene naar het andere systeem geconverteerd kon worden. Maar in die tijd dus geen PostScript, geen PDF, geen TIFF of EPS.
De basis van het Chromacom systeem werd gevormd door de Combiskop (bruto kosten per werkplek ca. 800.000 gulden!!), een opmaak console met twee aparte computers. De gehele aansturing van het scherm werd verzorgd door een PDP11 van Digital, terwijl de rekenopdrachten werden uitgevoerd door een R30 minicomputer van Siemens. De systeemsoftware stond op een 80MB verwisselbare schijf (Control Data), terwijl de beeld- en opmaakdata werden verspreid over meerdere wisselbare 300MB schijven.
Getekende lay out
Nee, er was nog geen sprake van een muis en een intuïtief menu systeem. In plaats daarvan kregen alle functies een eigen knop in een speciaal soort toetsenbord. Layouts werden toen nog getekend aangeleverd en werden gedigitaliseerd door middel van een nauwkeurige digitizer.
Van geïntegreerde tekstverwerking was in die tijd nog helemaal geen sprake. Teksten 'uitgeprint' op transparante film afkomstig uit hi-end tekst systemen, zoals Linotype, Berthold, Compugraphic of Scangraphic, werden eerst weer in fijne resulolutie ingescand door peperdure hi-end scanner, zoals Chromagraph DC350 (kosten ca. 1.000.000 gulden).
De programmatuur bestond uit een reeks applicaties, die op de Siemens R10/R30 minicomputers draaiden, die in peperdure geconditioneerde ruimtes moesten worden geplaatst. Het programma SCAN zorgde voor het digitaliseren van beeld vanaf de scanner. Dat gebeurde door mensen die op basis van dia's en foto's, de techniek achter 'Photoshop' als het ware van tevoren wisten in te schatten en door middel van een enorm pallet aan knopjes de juiste bewerkingen op het beeld konden laten uitvoeren tijdens het scanproces.
Beeldmanipulatie
MANI was het beeldmanipulatie programma. Beelden konden op een pagina worden gepositioneerd. De handmatige methode van pagina's maken uit de jaren 70 werd als het ware op digitale wijze gesimuleerd. MANI liet alleen de bewerkingen zien op het beeldscherm van de Combiskop, dus in lage resolutie, waardoor het opmaakproces relatief snel verliep. Beelden konden eveneens in hoge resolutie worden bewerkt voor bijvoorbeeld retouches of het aanbrengen van schaduw.
Het programma AUTO was in feite de - zeer trage - RIP voor de beeldverwerking. AUTO zorgde voor een zogenaamde 'Endseite', ofwel finale pagina. Maar die pagina bestond alleen nog in de resolutie, genoeg voor beeld, niet voor tekst en lijnwerk. KONTU zorgde voor de uiteindelijke verrekening van al het hoge resolutiemateriaal. Het programma BUSY maakte het mogelijk de bestanden vanaf de 300MB verwisselbare schijven te archiveren op tape. De inhoud van de tapes werd doorgaans in een schrift bijgehouden.
Pas daarna kon het programma RECO worden gebruikt voor het 'uitprinten' van de vier films voor de drukkleuren cyaan, magenta, geel en zwart.
Deze systemen werden in de jaren tachtig vooral gebruikt door gespecialiseerde prepress bedrijven, drukkerijen kregen films aangeleverd van prepress bedrijven en maakten daar handmatig drukplaten van ter voorbereiding van het drukproces.
Via PostScript naar PDF
Pas halverwege de jaren negentig toen PostScript zorgde voor een geïntegreerde tekst- en beeldverwerking van grafische kwaliteit, verdween de markt van hi-end pagina opmaak systemen. In rap tempo vonden diverse overnames plaats, die uiteindelijk allemaal niet echt mochten baten voor het behoud van de hi-end pagina opmaak systemen. Apple, Quark en Adobe namen deze positie over.
Op het gebied van hi-end grafische systemen bestaan tegenwoordig nog vooral workflow management systemen, digitale grootmontage (voor het samenstellen van complete drukvellen) en computer to plate systemen voor de geautomatiseerde vervaardiging van drukplaten. De gespecialiseerde prepress bedrijven van 'toen' zijn daarmee bijna volledig van het toneel verdwenen. Drukkerijen doen nu zelf veel meer aan prepress en ook ontwerp studio's weten tegenwoordig om te gaan met certified PDF, color management en ISO genormeerde profielen voor verschillende drukprocessen. Verreweg de meeste nog bestaande prepress bedrijven zijn zelf veel meer eindproducten gaan leveren door middel van digital printing, groot formaat printen, websites en crossmedia en bieden in veel gevallen ook ontwerp- en studio faciliteiten, al dan niet gecombineerd met een digitale fotografie afdeling. Want ook scannen is in de loop der jaren vrijwel verdwenen.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.